Zorg

Hoog tijd voor een beter woonbeleid: zo lang mogelijk in eigen buurt

In opdracht van de Vlaamse Landmaatschappij onderzocht de KULeuven de vergrijzing, het wonen en de zorg op het platteland. Daaruit blijkt dat nieuwe maatregelen nodig zijn. De voorbije decennia zette ons land in op het bezit van een eigen woning. Omdat deze woningen niet aangepast zijn aan de noden van ouderen, startte de overheid de campagne ‘zo lang mogelijk wonen in eigen huis’ met bijhorende subsidies.

Maar ook dit beleid botst nu op zijn grenzen.

Vandaag worden we geconfronteerd met onze onaangepaste lintbebouwing en te weinig voorzieningen voor ouderen in de buurt. Dagelijks rijden thuisverplegers 15 keer de wereld rond, om één miljoen eenzame ouderen de nodige basiszorgen te geven, zonder dat er tijd is voor een babbeltje. De alternatieven zijn beperkt, want een assistentiewoning is duur. Het bejaardentehuis is vaak de laatste stap.

Hoog tijd dus voor een beter woonbeleid: zo lang mogelijk in eigen buurt. Groen wil gaan voor een woonaanbod in eigen buurt, dicht bij de kerktoren, winkels en zorginstanties. Bouwprojecten in de dorpskern kunnen een aantal woningen voor ouderen voorzien. Grote huizen kan je omvormen tot kleinere appartementen met gemeenschappelijke ruimtes of kangoeroewoningen. Voorzie een buurthuis en een oudervriendelijke omgeving. Niemand wordt verplicht om te verhuizen maar we investeren in een aantrekkelijk en betaalbaar alternatief.

 

Bij wonen in eigen buurt hoort Buurtgebonden zorg

Met de leeftijd neemt ook de kans toe dat je hulp nodig hebt bij dagelijkse activiteiten (poetsen, aan- en uitkleden, persoonlijke verzorging …). In de volgende decennia zal het aantal 80-plussers en ook het aantal zorgvragen sterk stijgen.

De overheid rekent er op dat het directe netwerk van de zorgvrager meer zorg en opvang kan bieden.(dit heet: vermaatschappelijking van zorg). Die overheid gaat blijkbaar nog uit dat zorg en opvang gebeurt in het traditionele zin waar iemand die zwaar zorgbehoevend  is wordt bijgestaan door een inwonende partner, ouder … Steeds meer mensen zijn echter alleen. Ook steeds meer 80+ ers zijn alleen. Ze waren ooit mantelzorger van hun partner, maar zijn intussen weduwe of weduwnaar. Kinderen zwermen verder uit en wonen niet langer in de buurt van hun ouders. Werken tot 65 jaar betekent dat de leeftijdsgroep die vandaag het meeste zorg opneemt, de ‘sandwich- generatie ‘ de 55-65-jarigen,  minder tijd en ruimte heeft om de kleinkinderen op te vangen en zorg te verlenen aan hun hoogbejaarde ouders. De vraag naar mantelzorgers neemt toe, het aanbod daalt jaar na jaar.

Wie ondersteuning nodig heeft bij de activiteiten van het dagelijkse leven, kan terecht in het lokale buurthuis waar wijkbewoners terecht kunnen voor informatie, ontmoeting, of ontspanningsactiviteiten.

Een sterke buurt zorgt voor minder vereenzaming. Dat kan met een netwerk van buren die elkaar helpen of even tijd maken voor een praatje.

Als er geen natuurlijke mantelzorger of vrijwilliger aanwezig is, kan het lokale dienstencentrum iemand inschakelen die zich opgaf als buurtvrijwilliger. Het lokaal dienstencentrum wordt de draaischijf voor de organisatie van de vrijwillige zorg en hulpverlening in de buurt. Een alleenstaande is ziek, een oudere kan niet naar buiten wegens te barre weersomstandigheden, een alleenstaande moeder heeft een ziek kind en zoekt iemand om haar andere kind naar school te brengen.

Buurtgerichte Zorg pleit ervoor om met alle zorg- en welzijnsactoren lokaal samen te werken, dicht bij de zorgbehoevenden.

 

Westerlo dementievriendelijke gemeente

In Vlaanderen leven naar schatting 116 000 mensen met dementie. In België wordt hun aantal op 175 000 geraamd. Minstens 3 000 van hen zijn jonger dan 65 jaar (= jongdementie). Door de vergrijzing zal het aantal mensen met dementie toenemen van 100 000 in 2010 tot 200 000 in 2050.

Dementie is geen toestand, maar iets dat altijd in wording is: een persoon met dementie is niet zomaar bepaalde, overwegend verstandelijke, vermogens kwijt. Hij of zij is ze voortdurend aan het verliezen. Er is een leemte van ongeveer 1 jaar tussen de eerste symptomen van dementie en het melden ervan aan een vriend of de eigen partner.

Pas 2 tot 3 jaar na de eerste tekenen stellen artsen de diagnose. Mensen met dementie leven gemiddeld 8 jaar met de ziekte. Gedurende het ziekteproces neemt zowel het aantal klachten als de ernst ervan toe.

70 % van de mensen met dementie wonen thuis en worden verzorgd door hun familieleden, mantelzorgers en/of andere verzorgers. Mensen met dementie zijn almaar vaker aanwezig in het straatbeeld. Niet alleen de familie die voor de dementerende zorgt maar ook kleinkinderen, buurtbewoners, winkeliers, bankiers, hulpverleners … worden ermee geconfronteerd en weten onvoldoende hoe met hen om te gaan.

In het verleden waren er al mooie initiatieven: dementievriendelijke gemeente, schoolprojecten over dementie.  Als we echt naar een inclusie van de groeiende groep mensen met dementie willen gaan, is volgehouden aandacht nodig.

Groen wil dat de gemeente haar burgers informeert over hoe goed samenleven met mensen met dementie. Ze doet daarvoor een beroep op kunstenaars, middengroepen, wijkverenigingen, en creatieve groepen… Daarbij is er aandacht voor juridische, psychische, fysische, familiale aspecten van dementie.Doelstelling hiervan is:- de bevolking er op wijzen dat mensen met dementie gewone medeburgers zijn, die evenwel een bijzondere aandacht vragen- de angst voor personen met dementie bespreekbaar maken- aantonen dat mensen met dementie een waardig leven kunnen leiden en van het leven kunnen genieten- het openbaar debat bevorderen, met name over nieuwe woonvormen en zorgmogelijkheden.