Vooroordelen tegen Groen!

24 Augustus 2008

Er bestaan nogal wat vooroordelen tegen Groen!  Deze worden, vooral door tegenstanders, in stand gehouden om te beletten dat Groen! meer zetels zou halen in de verschillende parlementen. In deze rubriek willen we die hardnekkige vooroordelen weerleggen.Maar welke vooroordelen zijn er allemaal?  Het hangt af van de belangen die voor bepaalde groepen spelen.  De bron van vooroordelen is angst, onbegrip, onwetendheid.

Vooroordelen tegen Groen! zullen vanzelf verdwijnen omdat geen enkele belangengroep nog kan volhouden dat milieu en gezondheid onbelangrijke thema's zijn.

Op de website van Noorderlicht/VPRO vonden we onderstaand artikel over vooroordelen.  Oordeel zelf.

Remi Heylen , voorzitter Groen! Westerlo

 

Vooroordelen onderzocht a.d.h.v. hersenstudies

Vooroordelen vermoeien het hersendeel voor zelfbeheersing en concentratie. En daar word je niet slimmer van. Critici vinden de conclusie te snel getrokken.

Met een kleurling praten over rassenscheiding en discriminatie. Oeps. Dat valt niet mee, althans voor een blanke met vooroordelen tegen zwarten. "Hij concentreert zich erop om maar niets beledigends te zeggen of doen. Deze innerlijke strijd put de hersenen zodanig uit, dat de bevooroordeelde blanke zich na het gesprek moeilijk meer kan concentreren." Dit schrijven onderzoekers van het Amerikaanse Dartmouth College in het vakblad Nature Neuroscience.

Dertig blanke studenten van het Amerikaanse Dartmouth College deden een 'impliciete associatietest', een omstreden maar veelgebruikte test op onbewuste vooroordelen. Proefpersonen moeten daarbij eerst typisch blanke namen (in de Verenigde Staten is Greg zo'n naam) koppelen aan positieve woorden (schoonheid), en typisch zwarte namen (Tyrone) koppelen aan negatieve woorden (vuil). Dit gaat de meeste mensen veel makkelijker, en dus sneller af, dan de omgekeerde associatie: blank en negatief versus zwart en positief. Hoe groter het verschil in reactietijd, des te sterker zijn de vooroordelen tegen kleurlingen, is het idee.

Na de test spraken de studenten met onderzoeker Jennifer Richeson - zelf een zwarte Amerikaanse - over rassenkwesties. Vooral mensen met vooroordelen moeten zich tijdens zo'n gesprek inspannen om hun impulsieve reacties tegen te houden. Dezelfde zelfbeheersing is vereist bij de zogeheten 'Stroop-test'. Verschijnt bijvoorbeeld het woord 'rood' in groene letters op het scherm, dan moeten de proefpersonen hun eerste reactie ('rood') onderdrukken om toch op de juiste - groene - knop te drukken.

De resultaten logen er niet om. Hoe hoger de associatie-score, des te lager de Stroop-score na het gesprek. Kennelijk moesten de mensen met sterke vooroordelen tijdens het gesprek hard werken om hun spontane reacties te onderdrukken, en was het hersengebied voor zelfbeheersing te moe om nog goed te scoren in de Stroop-test.

Het hersengebied voor zelfbeheersing kwam ook om de hoek kijken toen de proefpersonen twee weken later naar foto's keken van zwarte mannen. De rechter dorsolaterale prefontale hersenschors - dat denken en doen onder controle houdt - was het actiefst bij mensen met hoge associatie-score, dezelfde mensen die zich niet meer konden concentreren na het gesprek over rassen.

"De resultaten suggereren dat je in een multiculturele maatschappij niet te veel vooroordelen moet hebben, anders lijden je cognitieve vermogens er danig onder," aldus Richeson. Vooroordelen maken niet alleen moe, maar ook dom.

Tot zover een onderzoek met een duidelijke vraagstelling, overtuigende resultaten en een logische conclusie. Klaar, punt, einde verhaal. Tot je het begeleidende artikel leest van drie onafhankelijke wetenschappers. Die opperen allerlei merkwaardige details. Is het bijvoorbeeld niet vreemd dat vrijwel alle Amerikanen - ook de meeste zwarte Amerikanen! - wit sneller aan goed koppelen en zwart aan slecht? "Misschien denken al deze mensen negatiever over zwarten, maar een andere uitleg is dat ze in een vooringenomen cultuur leven, en dat de associatie-test kennis meet van de culturele stereotypering."

Een van de alternatieve verklaringen, schrijven de commentatoren, is dat de verschillende tests niet meten hoe sterk iemands vooroordelen zijn, maar hoezeer iemand zijn best doet om correct over te komen. "Zulke zorgen zijn even waarschijnlijk - zo niet waarschijnlijker - voor proefpersonen zonder vooroordelen."

Ondanks de bedenkingen plaatsen de redacteuren van Nature Neuroscience het artikel toch in het aanstaande decembernummer, en prijzen ze het onderzoek. "Het is een voorbeeld van een belangrijke ontwikkeling in de cognitieve neurowetenschappen. Veel hersenstudies hebben als enig doel om etiketten ('het racisme-punt') te plakken op stukjes hersenschors."

Deze studie gaat volgens hen verder. Maar, "de sociale neurowetenschappen zijn nog jong," schrijft het hoofdredactioneel mild. "Ze gebruiken nu nog sterke versimpelingen: videospelletjes in plaats van echte wedstrijden waarbij veel op het spel staat; gezichten op een scherm in plaats van echte sociale interacties."

De 'simpel-strategie' heeft in andere takken van de biologie echter zijn vruchten afgeworpen, volgens Nature Neuroscience: denk aan de losse cellen in een glazen schaaltje die model staan voor cellen in het levende lichaam.

 

Simone de Schipper

 

Jennifer Richeson et al.: An fMRI investigation of the impact of interracial contact on executive function. In: Nature Neuroscience, Vol. 6, (December 2003).  DOI:10.1038/nn1156